Godox MT-16 flitsonsteker voor Speedlight

Godox MT-16 flitsonsteker voor Speedlight, draadloze 16-kanaals ontstekerset voor slaveflitser, speciaal voor strobisten.

Godox MT-16 Radiografische flitsontsteker:

Er gaat niets boven een draadloze flitsontsteker. De slimme Godox MT-16 heeft interessante extra’s: een paraplu-aansluiting en er kunnen twee flitsers op. De ontvanger van deze radiografische ontsteker heeft een opening, waarin de stang van een flitsparaplu kan worden vastgeschroefd. Dat scheelt de aanschaf van een extra houder en het houdt uw installatie compact en solide. Er zitten twee flitsschoentjes op. Kies datgene wat het mooist aansluit op vorm en constructie van uw flitser. Of gebruik ze allebei als u meer flitspower wilt of als u twee relatief zwakke flitsers samen wilt gebruiken. De Godox MT-16 set beschikt over zestien kanalen, zodat u zeker bent van een ongestoorde werking. De ontvanger kan op een flitsschoen of een statiefkop worden geplaatst en is over 90 graden kantelbaar. De zender wordt in de flitsschoen van de camera geschoven.

Waarom een radioslave?

Een gewone flitsslave reageert op flitslicht. Het bereik is enkele meters. Buiten of in donkere ruimten is dat zelfs minder en is het extra belangrijk dat slave en flitser elkaar goed ‘zien’. Een radiografische ontsteker heeft deze nadelen niet. Al flitst u midden op de dag buiten bij felle zon (invulflitsen), dan nóg wordt de flits altijd ontstoken. Bij het gebruik van een gewone flitsslave is er een flits vanaf de camera nodig, maar die wilt u soms helemaal niet hebben.
En nóg een belangrijk punt: een flitsslave reageert ook op de testflits die moderne reflexcamera’s afvuren voordat zij de werkelijke opname maken en dat is natuurlijk helemaal niet de bedoeling! Kortom: kies voor de radiografische flitsontsteker. De Godox MT-16 heeft een bereik van 20 tot 30 meter en is daarom ook geschikt voor het uitlichten van grote scenes met meerdere flitsers.

Flitser in de M-stand:

Voor alle duidelijkheid: de Godox MT-16 set heeft geen DDL-flitskoppeling. U moet uw flitser dus niet in de stand voor DDL-flitsdosering gebruiken, maar op manual (M). Daarbij doseert u het licht door met de hand de flitspower te kiezen (1/1, 1/2, 1/4, 1/8, 1/16, 1/32, 1/64, 1/128). Dat werkt simpel en goed en u hebt alles volledig in de hand.

Specificaties:

Frequentie: 433 MHz
Maximale werkafstand:  20-30 meter

Voeding zender: 23A, 12V

Voeding ontvanger: 2x AAA

Kortste synchronisatietijd: 1/200 s

Praktische tips

Waarom geen DDL?

DDL-flitsdosering is handig voor snel reportagewerk, maar laat zich beïnvloeden door achtergronden, dominerende kleuren/helderheden, enz. Dat is erg hinderlijk als u er studiofotografie mee gaat doen. Steeds weer moet u aanpassingen uitvoeren met flitsbelichtingscorrecties en zo gauw er iets verandert moet u misschien weer nieuwe aanpassingen uitvoeren. Zo blijft u aan het corrigeren en heeft u van de automatische DDL-flitsdosering eerder last dan gemak!
Werkt u met manuele flitssturing, dan bent u zeker van een constante flitsoutput of u nu een donker model in zwarte kleding hebt of een licht model in het wit.

Manuele flitsdosering:

Wilt u minder licht, dan kiest u op de flitser een vermogensstap lager. Wilt u meer licht, dan gaat u hoger. Gaat u van 1/4 naar 1/8, dan is dat een halvering van het flitslicht. Dus dat doet hetzelfde als het kiezen van één diafragmastop kleiner, bijvoorbeeld f/11 in plaats van f/8.
Elke stop in de diafragmareeks (1, 1,4, 2, 2,8, 4, 5,6, 8, 11, 16, 22, 32) betekent een halvering/verdubbeling van de hoeveelheid licht.

Flitser en afstand:

Verder kun u het flitsvermogen regelen door de afstand tot het onderwerp te variëren. Een halvering van de lichthoeveelheid staat gelijk aan een verlenging van de afstand flitser-onderwerp met een factor 1,4x.
Kleinere afstandvariaties kunt gebruiken om de hoeveelheid flitslicht, die op het onderwerp valt, fijntjes te kunnen aanpassen. Voorbeeld: krijgt u met 1/4 flitspower teveel licht en bij 1/8 net iets te weinig, kies dan 1/4 en zet de flitser iets naar achteren.

Diafragma en scherptediepte:

Het diafragma gebruikt u primair voor het regelen van scherptediepte. Wilt u een onscherpe achtergrond, dan kiest u een groot diafragma (lage f-waarde). Krijgt u vervolgens een overbelichte flitsfoto, dan kiest u een lager flitsvermogen. Is dat niet voldoende, plaats dan de flitser verder weg.

Sluitertijd:

De sluitertijd is bij flitsen vaak van ondergeschikt belang. Bij reflexcamera’s is de kortste sluitertijd waarbij u kunt flitsen vaak 1/200 s. Binnen die tijd valt de flits en die is veel korter, bijvoorbeeld 1/5000 seconde. Op vol vermogen duurt de flits het langst, maar dan nog is hij veel korter dan de kortste sluitertijd van de camera die voor flitsen geschikt is. Hoe langer de sluitertijd die u instelt, des te meer zal het omgevingslicht in de opname meespelen. Wilt het omgevingslicht zo goed mogelijk buitensluiten, kies dan de kortste sluitertijd die voor flitsen geschikt is (kijk daarvoor evt. in de gebruiksaanwijzing van de camera). Ook het kiezen van een lage ISO-waarde en een klein diafragma helpt het omgevingslicht buiten te sluiten. Maar u kunt er natuurlijk ook voor kiezen het omgevingslicht mee te laten spelen, denk aan invulflitsen buiten. Bepaal dan de belichting als voor een normale opname zonder flits en pas vervolgens uw flitsinstelling en -opstelling aan. Gebruik daarbij het flitsvermogen en de afstand tot het onderwerp om de flitssterkte goed te krijgen.